Tessa Teurlings, werkzaam bij Red een Kind, schreef een opinieartikel in het Nederlands Dagblad over de problematiek rondom weeshuizen en specifiek ook vrijwilligerswerk in weeshuizen, en de rol van de overheid in het voorkomen van schadelijke praktijken. Het artikel staat hier (https://www.nd.nl/opinie/opinie/1152764/misbruik-uitbuiting-verminderde-hechting-pak-de-schadelijke-pra) voor abonnees van het ND. De tekst van het artikel:
’De afgelopen tijd laaide de discussie over interlandelijke adoptie weer op. Franc Weerwind, de minister voor Rechtsbescherming, besloot recentelijk om adoptie vanuit een zestal landen te hervatten. Andere landen voldoen niet langer aan de strikte voorwaarden en worden van de lijst met adoptielanden afgehaald. Zoals de minister zelf aangeeft beseft hij dat dit ‘een enorm gevoelig onderwerp is en dat dit besluit niet voor iedereen hetgeen is waar op was gehoopt.’ De uiteenlopende reacties op het besluit van de minister bevestigen dit. Waar sommige partijen teleurgesteld zijn over het schrappen van landen van de lijst, geven andere partijen aan dat er een totaalverbod op interlandelijke adoptie moet worden ingesteld. Volgens de regering is de herziening van het interlandelijke adoptiesysteem met name bedoeld om het belang van het kind zo goed mogelijk te waarborgen.
De discussie over interlandelijke adoptie doet denken aan een ander grensoverschrijdend, kind-gerelateerd dossier, namelijk de problematiek rondom weeshuizen. Deze kwesties zijn in veel opzichten vergelijkbaar. Bij beide komen schrijnende misstanden voor, denk aan onvrijwillige adopties, of gevallen van misbruik, uitbuiting en mensenhandel in weeshuizen. Maar ook wanneer alles volgens de regels verloopt zijn er vraagtekens te plaatsen bij deze praktijken. Vanuit kinderrechtenorganisaties wordt al langer getwijfeld aan het bestaan van een ‘goede adoptie’ of een ‘goed weeshuis’. De betrokken personen en organisaties hebben bijna altijd de beste intenties, maar gaan soms voorbij aan de nadelige gevolgen voor kinderen. Zij groeien namelijk idealiter op in hun eigen familie, gemeenschap en land. Ook de organisatie waarvoor ik werk heeft ervaring met de overgang van steun aan weeshuizen naar familiegerichte zorg. Voortschrijdend inzicht heeft ons doen inzien dat er een betere manier is om kinderen op te vangen, namelijk in hun eigen gemeenschap. Als we kinderen in moeilijke situaties willen helpen, kunnen we dat het beste doen door hen te ondersteunen op de plek waar ze zijn.
Dit zijn geen nieuwe inzichten, en er is dan ook al vaker aandacht geweest voor de schadelijke praktijken in weeshuizen. Denk bijvoorbeeld aan hechtingsproblematiek, onervaren vrijwilligers die met kwetsbare kinderen werken en de hoge risico’s op misbruik en uitbuiting. Ondanks dit alles zijn er nog steeds talloze Nederlandse stichtingen die weeshuizen in het buitenland opzetten of financieel ondersteunen. Ook nemen de reisbewegingen naar weeshuizen weer toe nu reisrestricties verder afnemen. Gelukkig zijn er Kamerleden die dit onder de aandacht blijven brengen. Zo drong Jan Klink (VVD) er in een recent notaoverleg op aan dat minister Schreinemacher van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking deze problematiek aanpakt. In 2020 liet de overheid al een onderzoek uitvoeren over residentiële instellingen voor kinderen (lees: weeshuizen). De onderzoekers droegen verschillende maatregelen aan die de overheid kan nemen om kinderen in het buitenland te beschermen.
Zo zou het mogelijk zijn om een VOG verklaring voor vrijwilligers en bestuursleden van stichtingen te vereisen. Met deze eenvoudige administratieve maatregel zou in ieder geval het signaal worden gegeven dat we bepaalde eisen stellen aan het werken met (kwetsbare) kinderen. In Nederland kan je immers ook niet zonder VOG verklaring aan de slag in een kinderopvang. Daarnaast zou de ANBI-status van stichtingen met weeshuizen in het buitenland kunnen worden afgenomen. Omdat weeshuizen schadelijk zijn voor de kinderen die er opgroeien dragen dit soort stichtingen feitelijk niet bij aan het ‘algemeen nut’. Het afnemen van de ANBI-status zou het ook minder financieel aantrekkelijk maken om ze te ondersteunen. Ten slotte zou de overheid een actieve rol kunnen innemen op het vlak van voorlichting, om zo bij te dragen aan kennisuitwisseling en bewustwording rondom weeshuizen en weeshuistoerisme. Deze voorlichting moet zich dan met name richten op scholen en kerkelijke gemeenschappen.
Het komt erop neer dat de overheid een belangrijke rol heeft in de bescherming van kinderen tegen schadelijk handelen vanuit Nederlandse burgers of organisaties. Het is goed dat de regering maatregelen neemt om misstanden in adoptieprocedures te voorkomen, al zou een totaalverbod wellicht nog beter zijn. De regering kan dit momentum gebruiken om ook de problematiek rondom het weeshuisdossier aan te pakken. We kunnen vanuit hier niet alle problemen oplossen, maar we kunnen wél zorgen dat we ze niet groter maken. De overheid kan haar verantwoordelijkheid nemen door het reizen naar en opzetten van weeshuizen in het buitenland actief te ontmoedigen. Het is te hopen dat bovengenoemde maatregelen worden uitgevoerd, zodat Nederland ook op dit vlak haar bijdrage levert aan een veilige en gezonde omgeving voor elk kind.”