Nederlands Dagblad: Weeshuistages 'schadelijk'

artikelen 13 en 20 oktober 2018

Het Nederlands Dagblad (13 en 20 oktober 2018) besteedde  aandacht aan het voornemen van Fontys Pedagogiek om weeshuisstages niet meer te faciliteren: 

 

Weeshuistages ’schadelijk’  (13 oktober)

Scholen moeten geen studenten op stage sturen naar weeshuizen, vinden kinderrechtenorganisaties. Eind deze maand beginnen zij een campagne tegen ‘weeshuistoerisme’.

Een overvol opvanghuis, met verveloze deuren en verweerde muren, waarin een kind rondscharrelt, in zijn eentje spelend met een bal. Het campagnefilmpje op de website stopweeshuistoerisme.nl is duidelijk: kinderen in weeshuizen worden aan hun lot overgelaten. Daarom kun je er als Nederlandse stagiair maar beter geen stage lopen, vindt het Better Care Network Nederland. Dat is een samenwerkingsverband van kinderrechtenorganisaties, waaronder Unicef Nederland, Defence for Children, Icco/Kerk in Actie en Wilde Ganzen.

Zij hebben een ‘University Pledge’ opgesteld, een verklaring waarin de ondertekenaars beloven geen stages mogelijk te maken naar weeshuizen, waar ook ter wereld.

Op 25 oktober plaatst de pedagogiekopleiding van Fontys Hogeschool haar handtekening onder het document. De hogeschool treedt daarmee in de voetsporen van het International Institute voor Social Studies van de Erasmus Universiteit, de eerste ondertekenaar. ‘Maar wij hopen dat alle scholen met stageplaatsen in het buitenland gaan meedoen’, zegt woordvoerder Laura Westendorp van het Better Care Network. De deelname van Fontys vormt voor het netwerk de start van de campagne ‘Stop weeshuisstages’. Op die dag gaat ook de nieuwe website online.

Volgens de kinderhulporganisaties heeft stage lopen in weeshuizen nadelige gevolgen voor de kinderen, terwijl de jonge, hulpvaardige studenten denken ze te helpen. Een belangrijke reden om kinderen uit arme gezinnen in weeshuizen op te nemen is: er kan geld aan hen worden verdiend. ‘De stagiairs of hun school betalen geld aan bemiddelingsbureaus, die een deel van het geld doorsluizen naar de eigenaars van de weeshuizen. En de arme ouders of familieleden denken dat hun kinderen beter af zijn in een weeshuis. Zo hebben ze in ieder geval een mond minder te voeden’, weet Westendorp.

Hechtingsproblemen

Kinderen in weeshuizen lopen een grote kans op hechtingsproblemen, doordat ze te maken krijgen met wisselende opvoeders. Stagiairs versterken deze problemen. Het kind hecht zich aan hem of haar, maar na een tijdje vertrekt de stageloper uit het leven van het weeshuiskind. ‘In Cambodja sprak ik met een meisje dat van haar negende tot haar zestiende in een weeshuis had gezeten. Zij sprak goed Engels, maar dat was ook een van de weinige positieve dingen die ze had overgehouden aan haar weeshuisperiode. Ze vertelde nooit geleerd te hebben volwassenen te vertrouwen. “Iedereen die goed voor mij was, ging weer weg.” Het is tragisch als je zoiets jaar in, jaar uit moet meemaken.’

Uit onderzoek is gebleken, zegt Westendorp, dat 80 procent van de kinderen in een weeshuis nog minimaal één ouder heeft. ‘Wij vinden dat kinderen allereerst thuis moeten wonen. Dáár is ondersteuning nodig. Als dat niet mogelijk is, moet gekeken worden of ze bij familie kunnen worden ondergebracht. Als dat ook niet kan, pleiten wij voor het opzetten van kleinschalige instellingen met een goede controle op de plaatsing van kinderen. Wij zijn tegen de algemene, grote weeshuizen, daar wordt geen weeskind beter van.’

Die grote weeshuizen zien de kinderrechtenorganisaties overal ter wereld, zegt de woordvoerder. Zij schatten dat wereldwijd 8 miljoen kinderen in weeshuizen verblijven.

Op stopweeshuistoerisme.nl illustreren enigszins gedateerde cijfers de groei van het aantal weeshuizen, vooral in conflictgebieden en plekken die getroffen zijn door een natuurramp of een epidemie zoals aids. Zo waren er in Liberia in 1989 nog tien weeshuizen, in 2008 waren dat er 117. In Cambodja groeide het aantal weeshuizen tussen 2005 en 2010 met 75 procent.

Hoeveel Nederlandse studenten jaarlijks naar het buitenland gaan voor een stageplek in een weeshuis, is bij de organisaties die het Better Care Network vormen niet bekend. ‘Wij denken al gauw honderden.’

Ook de Christelijke Hogeschool Ede stuurt jonge mensen naar het buitenland. Of ze dit jaar aan de slag gaan in kindertehuizen heeft Martine Noordegraaf niet paraat. Zij is lector Jeugd en Gezin aan de christelijke hogeschool. De CHE heeft de University Pledge niet ondertekend. ‘En er is ook geen verbod op stage lopen in een weeshuis’, zegt ze. Op zich is de ondertekening van de verklaring door Fontys een mooi gebaar, zegt de lector. ‘Daarmee neem je als opleiding ook stelling tegen sociale onrechtvaardigheid. Dat vind ik stoer.’

Helemaal niet meer op stage gaan naar buitenlandse tehuizen noemt Noordegraaf ‘een rigoureuze maatregel’. ‘De keerzijde is dat er dan kinderen zijn die geen hulp krijgen. Ik zou ze niet allemaal mijden, maar per geval bekijken of je er stage kunt lopen. Als de controle goed is en er geen misstanden zijn, kun je er als stagiair ontzettend goed werk doen.’ 

Tips voor verantwoorde stageplekken: 

De samenwerkende organisaties in het Better Care Work Nederland geven tips voor een aantal alternatieve stages:

- Kies voor lokaal vrijwilligerswerk. ‘Je inzet in je eigen regio is van meer en langduriger betekenis dan tijdelijk vrijwilligerswerk in het buitenland.’

- Word een online vrijwilliger. ‘Zo kun je een organisatie op afstand helpen door brochures of websites te ontwerpen, sociale media bij te houden, een onderzoeksproject te leiden of te helpen met fondswerving.’

Reis om te leren, niet om te werken. ‘Je kunt beter kijken naar mogelijkheden om te reizen en te leren van professionals en mensen die lokaal verantwoordelijk zijn voor ontwikkelingswerk. Zij hebben de expertise.’

- Word een expert. ‘Als je toch in het buitenland vrijwilligerswerk gaat doen, zoek dan contact met organisaties die midden in de lokale gemeenschap staan.’

- Doneren in plaats van werken. ‘Een financiële bijdrage aan een lokale organisatie is effectiever dan duur vrijwilligerswerk in het buitenland.’

- Ander vrijwilligerswerk. ‘Help kinderen in kwetsbare gezinnen, bijvoorbeeld door naschoolse opvang te doen, of bijles te geven. Zo voorkom je dat deze kinderen in een weeshuis belanden.’

 

Op stage in een weeshuis: ’Als ik eerlijk ben, deed ik het vooral voor mezelf’ (20 oktober)

 

Kinderen helpen in buitenlandse weeshuizen – dat lijkt een goed idee maar is schadelijk voor de kinderen. Waarom reizen jaarlijks zo’n achtduizend Nederlanders af als ‘weeshuistoerist’? ‘De kinderen krabden zichzelf en sloegen elkaar om onze aandacht te trekken.’

 

Het lijkt zo mooi en nobel: als vrijwilliger of stagiair(e) de handen uit de mouwen steken in een weeshuis. Toch kun je er beter niet aan beginnen, vindt het Better Care Network Nederland. Dat is een samenwerkingsverband van kinderrechtenorganisaties, waaronder Unicef Nederland, Defence for Children, Icco, Kerk in Actie en Wilde Ganzen. Volgens de kinderhulporganisaties heeft stage lopen in weeshuizen nadelige gevolgen voor de kinderen.

Kinderen in weeshuizen lopen een groot risico hechtingsproblemen te ontwikkelen, doordat ze te maken krijgen met wisselende opvoeders, meldde deze krant eerder deze week. Het kind hecht zich aan de vrijwilliger, die na een tijdje weer vertrekt uit zijn of haar leven. Bovendien zijn veel kinderen helemaal geen wees. Ze hebben vaak nog één of meerdere ouders of familieleden. Weeshuizen verdienen geld aan bemiddelingsbureaus voor vrijwilligers en stagiairs. Dus worden kinderen, vaak onder valse voorwendselen, naar weeshuizen gelokt, zegt het Better Care Network op zijn website. ‘Als vrijwilliger of stagiair houd je deze commercie in stand, hoe goed je bedoelingen ook zijn.’

Stop Weeshuistoerisme

Daarom is het samenwerkingsverband de campagne ‘Stop Weeshuistoerisme’ begonnen. Eerdere campagnes richtten zich met name op de bemiddelingsbureaus. Het Better Care Netwerk wilde die bureaus bewegen te stoppen met het aanbieden van vrijwilligerswerk in weeshuizen. Maar nu is de campagne voor het eerst gericht op de vrijwilligers zelf. ‘Zij moeten uiteindelijk voor duurzaam vrijwilligerswerk kiezen’,

Drie mensen die ooit zelf in een weeshuis hielpen, blikken terug op hun reiservaring. <

‘we wilden professionele afstand houden’

‘Voor mijn stage op de pabo zou ik samen met een studiegenoot naar een school op Sint Maarten gaan. Door de orkaan Irma ging dat niet door. Mijn school, de Christelijke Hogeschool Ede, had contacten met Rotary Nederland die een weeshuis op Java steunt. Dat leek ons een gaaf alternatief.

We gaven les aan de kleintjes die nog niet naar school gingen, en Engels aan de oudere kinderen. Ook coachten we de lokale leerkrachten op onderwijsgebied.

Hoewel ik wist dat ik in een weeshuis armoede kon verwachten, vond ik het toch best schokkend. Alles was oud en vies. De kinderen liepen rond in versleten kleren.

Je bent algauw geneigd ze op schoot te nemen en te knuffelen, maar daarin hielden we elkaar scherp. We wilden professionele afstand houden. Daar letten ze vanuit de Rotary ook strikt op.

Ook de vaste Indonesische leerkracht hield dit in de gaten. Anders zat zij na drie maanden met allemaal kindjes die steeds om miss Lindy vroegen. Ik was blij dat dat in dit weeshuis goed geregeld was. Toch bleef het afscheid lastig. Op een Nederlandse school is dat natuurlijk ook zo na een stage, maar hier wist ik dat we kinderen zonder ouders achterlieten.

Van tevoren vroegen we ons kritisch af of het wel slim was om voor drie maanden te gaan. We hadden er onze vraagtekens bij, maar pas als je daar bent, zie je hoe het echt is. Ik zou het niet zo snel weer doen. Ik was er te kort om echt iets te kunnen veranderen, en lang genoeg voor de kinderen om zich aan mij te hechten.

Het liefst waren we langer gebleven; dat was beter geweest. Het opleiden van lokaal personeel zou nog veel beter zijn. Maar daar moet het weeshuis voor openstaan.’

‘Terug in Nederland was ik al snel kritisch over mijn tijd daar’

‘Toen ik klaar was met de havo heb ik een tussenjaar gedaan. Ik wilde graag naar het buitenland. Eerst zou ik naar familie in Canada gaan. Maar tegen de tijd dat ik mijn diploma haalde, wilde ik liever iets goeds doen voor een ander. Via een familielid kwam ik uit bij een jongenscentrum in Mozambique, een weeshuis waar veertig jongens wonen.

Waar veel andere projecten een hoop geld vroegen van vrijwilligers, waren deze mensen blij dat ik überhaupt kwam. Ik had geen duidelijke taak, ik mocht inspringen bij alle activiteiten. Ik heb vooral veel met de jongens gevoetbald en tijd met ze doorgebracht. Daar had de vaste staf niet genoeg tijd voor. Er kwamen wel vaker vrijwilligers; soms voor een dagje, soms voor een week. En af en toe voor langer, zoals ik.

Terug in Nederland was ik al snel kritisch over mijn tijd daar. Ik was gehecht geraakt aan de kinderen en zij aan mij. Mensen zeiden: “Ze zullen je wel heel erg missen.” Daar had ik een wrang gevoel bij. Ik had het drie maanden gezellig met ze gehad en nu liet ik ze weer in de steek. Ook had ik tegen de jongens gezegd dat ik na mijn opleiding terug zou komen. Dat was op dat moment echt mijn overtuiging, maar ik was hartstikke jong. Met sommige jongens hield ik contact via Facebook. Ik moest hen algauw laten weten dat ik mijn belofte niet na kon komen.

Ik denk niet dat mijn reis per se slecht was. Ik heb de kinderen ook iets bij kunnen brengen. Wat scheelt is dat dit project al zeventien jaar gerund werd door één echtpaar en niet volledig leunde op vrijwilligers. Achteraf had ik het toch liever anders aangepakt. Bijvoorbeeld door een geldbedrag te doneren aan iemand die het project voor langere tijd structureel kan ondersteunen. Het is vooral belangrijk dat jongeren meer bewust gemaakt worden van de impact van hun aanwezigheid op kinderen. Dat heb ik gemist.’

‘Hoe gezond was het voor die kinderen?’

‘Na mijn middelbare school wilde ik niet op feestvakantie, maar iets betekenen voor een ander. Mijn moeder wees mij op een werkreis van een christelijke organisatie. Zoiets leek me heel interessant. We gingen met een groep van zo’n vijftien vrijwilligers naar een weeshuis

van een Nederlands echtpaar. Toen ik er was, waren er meer dan honderd kinderen. Sommige van hen waren wees, anderen waren te vondeling gelegd in vuilnisbakken of in de natuur, omdat hun ouders niet voor ze konden zorgen. Wij deden activiteiten met ze, hielpen met huishoudelijke taken en met het metselen van een huis op het terrein.

Ik kijk positief terug op deze ervaring, met name op wat het voor mijzelf heeft betekend. Wel vraag ik me af hoe gezond het voor de kinderen was. Ze zijn al zwaar beschadigd en zien steeds weer nieuwe mensen. Dat is natuurlijk een raar concept. Wij waren nog niet weg of er stond alweer een groep Amerikaanse vrijwilligers klaar. De kinderen schreeuwden letterlijk om onze aandacht. Sommigen vertoonden ook vreemd gedrag; ze krabden zichzelf en sloegen elkaar om aandacht te trekken, een teken van gebrek aan hechting.

Als ik eerlijk ben, deed ik het vooral voor mezelf. Het avontuur lonkte. Als ik een verschil had willen maken, had ik het geld voor die reis ook kunnen doneren. Ik vroeg daarom bewust niet of mensen mijn reis wilden sponsoren. Veel westerlingen gaat het meer om hun eigen goede gevoel dan om het helpen, denk ik. En dan selfies met kindjes plaatsen op Facebook. Ik denk niet dat je in drie weken tijd iets wezenlijks kunt bijdragen. Hoe schadelijk het is voor de kinderen, weet ik niet, maar het lijkt me in ieder geval niet opbouwend. Ik zou het anderen niet zo snel meer aanraden.’

‘leid enthousiasme in goede banen’

Het kan niet de bedoeling zijn om jongeren die graag de handen uit de mouwen steken in een buitenlands weeshuis af te schrikken met de campagne Stop Weeshuistoerisme, zegt hoogleraar gezinspedagogiek Rien van IJzendoorn, werkzaam aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en Cambridge University.

‘Het is wel goed om dit in andere banen te leiden. Ik kan me goed voorstellen dat jongeren denken: die extra aandacht voor zulke kinderen, dat is toch juist goed? Maar het effect hiervan is dat de kinderen zich aan deze jongeren gaan binden, terwijl ze vaak na drie maanden weer vertrekken. We hebben in ons onderzoek in weeshuizen in Oekraïne, Griekenland en India gezien dat kinderen van vier jaar soms al veertig verschillende opvoeders hebben gehad in hun leven. Terwijl juist continuïteit en stabiliteit in de opvoeding zo ontzettend belangrijk zijn. De snel wisselende contacten hebben ernstige gevolgen voor de ontwikkeling van weeshuiskinderen: die loopt zowel fysiek, mentaal als cognitief vaak dramatisch achter. Dat ligt niet aan de voeding of medische verzorging, want die is doorgaans gewoon goed in orde. Het is juist de gefragmenteerde opvoeding die daarvan de oorzaak is.

Het zou verstandig zijn wanneer Nederlandse jongeren afstand houden tot de kinderen zelf, hoe lastig dat ook is en ondankbaar het ook klinkt. Maar waarschijnlijk help je de kinderen beter door bijvoorbeeld medewerkers van weeshuizen iets te leren vanuit jouw expertise of uitsluitend in de keuken of schoonmaakdienst te werken. Zo heb je dus een meer faciliterende rol. Ook een bijdrage aan vervangende gezinsopvoeding voor deze kinderen is broodnodig. Ik weet zeker dat enthousiaste jongeren genoeg fantasie hebben om dit op een goede manier in te vullen.’

child-g68966cff7_1920 child-g68966cff7_1920